ZijnSchaamteloos
ZIJN is een zelfstandig magazine gemaakt door Jessica de Ligt, Wendy van der Wauw en een uiteenlopend gezelschap van schrijvers en andere creatieven.
Elke editie licht een bepaald thema uit in woord en beeld, en wordt gecreëerd in één (hele lange) werkdag. Binnen een korte tijd iets authentieks realiseren, samenwerken, en daarbij plezier hebben is ten slotte onze ambitie.
VoorwoordHoe we er aan toe zijn
Drie jaar na de eerste zine zijn we inmiddels. Ik weet nog goed dat Jessica en ik het brandend verlangen hadden ons ei kwijt te kunnen. Een (ego)trip die zich zelf vorm gaf in allerhande tekst en beeld. Hersenspinsels van onszelf, maar ook van anderen die we op papier wilden vereeuwigen versus gewoon maar dóén wat er in je opkomt binnen het tijdsbestek van één hele lange 'werkdag' binnen één thema. Uit die optelsom kwamen dus vier edities; samen, thuis, blauw, en zelf.
Een aantal weken terug werd het eerder genoemde vuurtje dus weer plots bij me aangewakkerd. In die drie jaar is er een massa aan dingen veranderd, en ik vond het weer tijd om met de wereld te delen hoe we er aan toe zijn. Een beetje voor iedereen, maar nog het meest voor onszelf. Op zoek naar een thema kwamen we bij schaamteloos uit.
Schaamte is iets wat voor iedereen totaal anders is, maar eigenlijk kun je dat over alle bijvoeglijke naamwoorden wel zeggen, want het is een label wat alleen in jouw hoofd aan een bepaalde situatie wordt gehangen. Dus waar ligt nou exact die grens? Helemaal nergens.
Het ironische is, is dat als ik terug kijk op oude edities van ZIJN ik dan weer een vleugje schaamte kan voelen. Schaamte, omdat ik mezelf toen veel serieuzer nam dan nu. Tegenwoordig lijkt het alsof ik gewapend met een zoutvaatje door het leven heen wandel en daar grote fonkelende zoutkristallen genadeloos mee over al mijn hersenspinsels en problemen heen strooi. Sommigen zouden dit schaamteloos noemen, tja. Als je de serieusheid er van af haalt, dan valt het met die schaamte ook reuze mee.
Goed, van al het bovengenoemde en tevens (uiteraard) weer allerlei teksten van andere talentvolle schrijvers die hun licht schijnen over het onderwerp is deze vijfde, digitale, en interactieve editie van ZIJN het eindresultaat. Enjoy.
~ Wendy
Om te zoenenEen verhaal van Jerry Hormone
Elfie Tromp mag voorlezen in de Tïtty Twïster op Lowlands. Ik weet via een kennis, die eindredacteur van de Daily Paradise is, een vrijkaartje te ritselen.
We staan met ons koepeltentje naast het kampeerbusje van Hanneke en Lea. Voordeel: ze hebben (stiekem, want verboden) een gasstel bij zich waarop ze ’s ochtends eitjes en water voor koffie koken. Nadeel: de campercamping, camping 6, ligt van alle campings het verst van het festivalterrein en ook de dichtstbijzijnde toiletten zijn een tering-end lopen.
De laatste nacht kruipen we tegen vieren in onze slaapzakken. We liggen er nog geen vijf minuten in of Elfie Tromp fluistert: ‘Sjer, ik moet naar de wc.’
‘Pis maar in de voortent,’ zeg ik.
‘Nee,’ zegt ze. ‘Ik moet poepen.’
‘Weet je het zeker?’
Ja, ze weet het zeker.
‘Had je dat niet kunnen verzinnen toen we langs de toiletten liepen?’
‘Toen moest ik nog niet.’
Ik kruip uit m’n slaapzak. Op m’n rug liggend hijs ik me in m’n broek. Godverredomme, wat een gekut dat kamperen.
‘Wat doe je?’
‘Ik loop effe met je mee,’ zeg ik.
‘Nee, joh.’
‘Jawel, anders vind ik het zielig.’
Even is ze stil.
‘In de voortent ligt een lege Albert Heijn-tas,’ zegt ze dan. ‘Daar kan ik ook in poepen.’
Ze haalt een pakje Kleenex uit haar tas, gaat op handen en voeten de voortent in en ritst de flap discreet achter zich dicht.
Ik hoor geritsel van plastic, maar verder niks. Elfie Tromp kan heel stilletjes poepen.
Ze komt weer binnen.
‘Gelukt?’ vraag ik.
‘Gelukt,’ zegt ze opgelucht en ze kruipt weer in haar slaapzak.
‘Wat heb je met die Albert Heijn-tas gedaan?’
‘Erin gescheten.’
‘Ja, maar waar heb je ’m gelaten?’
‘Oh, gewoon. In de voortent.’
‘Hè, gatver. Dat gaat toch stinken, viespeuk.’
‘Had ik ’m dan buiten om het hoekje moeten leggen? Stel je voor dat Hanneke of Lea er in zou kijken.’
‘Ik gooi ’m wel effe weg,’ zeg ik en ik rits de flap weer open.
In de voortent ligt de tas. Ze heeft hem niet eens dicht geknoopt. De kleine smeerpijp. Ik pak de plastic zak bij de handvaten, stap de tent uit. Het is koud en helder. Ik loop tussen een caravan en een vouwwagen door naar het twee meter hoge hek dat camping 6 van het boerenland scheidt. Ik wil de zak over het hek slingeren. Voel dan het gewicht van de tas.
Er is geen stukje van Elfie Tromp d’r lijf dat ik niet gezien en gekust heb. Ik heb haar ook vaker dan eens zien plassen. Zelfs van zo dichtbij, dat het op m’n wangen spetterde. Ook heb ik eens voor de grap een snotje uit haar neus gepulkt en opgegeten. Maar ik heb haar nog nooit zien poepen of een drol van haar gezien. Eén keer een vergeten streep in de wc, maar dat telt niet.
Zal ik in de zak kijken? Na drie dagen bier, patat en pannenkoeken kan het niet veel soeps zijn. Maar wie weet wanneer ik weer zo’n kans krijg? En óf ik ooit nog zo’n kans krijg?
Ik doe de tas open en daar, op de bodem van wit plastic, ligt als gedraaid met de gulden snede indachtig en als gemaakt van de smakelijkste chocolade, glanzend en glimmend in het licht van de grote, zilveren maan, de mooiste drol die ik ooit gezien heb. Ik ben ontroerd. Ik ben vertederd. Godver, wat een mooie drol. Om te zoenen. Hij zou op een sokkel van het fijnste, witste marmer gelegen in het Louvre moeten staan. Zonde om weg te gooien. Maar het moet. Elfie Tromp ziet me aankomen. Ik kijk nog eens naar de drol, troost me met de gedachte dat wat is gezien, niet kan worden ontzien en gooi de Albert Heijn-tas in een sierlijke boog over het hek.
Ik loop tussen de caravan en de vouwwagen terug naar onze tent, ga binnen en kruip tegen een achterste dat zoiets prachtig moois kan maken aan.
DonkerHoe we in het donker op ons eerlijkst zijn
Omdat je de afwas laat versterven op mijn tafelblad
als je kamerplanten in de zomer, nog altijd lacht
om platte eekhoorns langs de snelweg en te mooi bent
voor het aantal boeken dat je leest
omdat je je boeren synchroniseert met het piepen van de combimagnetron
en je je het liefst misdraagt in badkamers
met anti-klitshampoo op muren kliedert, iets met kut en pik
omdat je knoeit met je zaad als een kind met spinazie
omdat je sarcasme ziet als synoniem voor tactloosheid
en jeugd als een chronische ziekte
altijd op zoek bent naar titels voor jezelf maar nooit verder komt
dan quasi-vegetariër
omdat je me ‘iemand ‘en mijn bed ‘ergens’ noemt aan de telefoon
feilloos de weg weet in wildvreemd Albert Heijn
en omdat ik nooit mensen doodwens maar alleen maar doe alsof.
Else Kemps
Manke stadvriendEen verhaal van Bastiaan Sondervan
Veel mensen camoufleren hun onkunde met een achteloze arrogantie waarmee ze zich zonder blokken of blozen beter dan hun (meer succesvolle) medemens kunnen wanen. Hier een voorbeeld daarvan: een schaamteloze poging van mij om mijn onzekerheid vanuit een godsperspectief te overwinnen, geschreven omstreeks 2010:
Waar zijn al je woorden gebleven, manke stadsvriend? Opnieuw leren denken, opnieuw leren formuleren. Uit het slijk van trage dagen treden om weer tot leven te komen, om weer te proeven van de dag. Zonder zelfbeklag, ai, maar dat is lastig, zelfs voor iemand met zo’n dikke huid als die van jou, manke stadsvriend. En zonder gemeenplaatsen, ai, een welhaast onmogelijke taak m’n waarde. Simpele taken kunnen zo zwaar wegen, ach, arm kind, aan de grillen van het duister overgeleverd, zwalkend tussen de afgrond van gelatenheid en oplichtende oplevingen.Vastgeklonken aan de stad. Zoveel gebeurtenissen dat niets meer opvalt. Gebeurtenisseninflatie. Kijk maar uit je raam, je zult het zien. Een brij van hopeloos voortploeterende mensen, arme mensen, spuwend op het medelijden dat ze wordt toegeschoven uit duistere hoeken, en toch tevreden met de korsten brood die volgen. Je ziet hun haat en hun geluk, het volgt elkaar te snel op, en jij, manke stadsvriend, je ziet het aan, en je wenste dat je, al was het maar voor een dag, weer die haat en dat geluk kon voelen, zo onbevangen. Om, al was het maar voor een dag, je werkelijk zo met iets verbonden te voelen dat de gevoelens vanzelf kwamen, oncontroleerbaar, om te schuimbekken, om een traan te laten… Nee! Stop daar onmiddellijk mee! Sentimentele zak. Sentimentaliteit, dat is als je ergens niets om geeft, om het dan toch te doen voorkomen dat het je zeer aan het hart gaat. Het is ook wel dat je eigenlijk uitgeblust bent, maar dat je dan toch nog terugverlangt naar allerlei gevoelens en sensaties, en dat je dan eigenlijk heel pathetisch overkomt. Of ook wel dat je over dingen praat op zo’n manier dat iedereen het verstaan kan, waardoor het niets meer zegt. Maar daar ben je nog veel te jong voor. Daarom sommeer ik je om daar onmiddellijk mee te stoppen. Als je zo’n bikkelharde, strenge jaren vijftig vader had gehad, dan had hij je nu een zwakkeling genoemd en had hij je een oorvijg gegeven. En dan was je heel boos op hem geworden, omdat je wist dat hij ondanks de onredelijkheid van zijn handelen gelijk had. Wat het natuurlijk alleen maar erger maakt. Er is bijna niets frustrerender dan boos zijn op iemand die gelijk heeft. Want toegeven kan niet.
…
Maar laat dit tranendal achter manke stadsvriend! Trek je broek op, zet je handen aan je mond, en hef een gezang aan om de geesten te bezweren, als een sjamaan, een duivelsuitdrijver, hef een gezang aan dat met kristallen scherpte demonen splijt, een gezang dat wolken doet vluchten en licht doet regenen, laat opnieuw een zon je pad belichten en negeer de religieuze associaties, het waren de religies immers die onze metaforen stalen, we nemen ze slechts terug uit de handen van de godsvruchtigen, deze beelden komen ons toe, dus werp af je schroom en hef aan je gezang… het komt ons toe.
Brave new world
"But i like the inconveniences." "We don't," said the controller. "We prefer to do things comfortably." "But i don't want comfort. I want God, i want poetry, i want real danger, i want freedom, i want goodness. I want sin."
Brave New World, Aldous Huxley
Rotterdam triologie IEen verhaal van Robbert Meijntjes
Saskia
Wanneer ik in het weekend mijn toilet ontstop moet ik aan haar denken. Als ik het resultaat bekijk, dat ik in rubberen handschoenen vanuit de diepsten van het riool naar boven haal; een flinke klodder gemaakt van haren, papier en poep, dan lijkt deze op haar smoel.
Dan denk ik terug aan Rotterdam.
Ik zou willen dat ik een tijdmachine had. Dat ik mezelf kon tegenhouden om die dwaasheid te begaan. Waarom was ik dan ook zo bezonken? Waarom had ik dan toch ook zoveel gedronken? Ik zou willen dat zij niet die toiletjuffrouw was geweest, waarbij ik zonodig haar blinkende pleetje moest onderkotsen.
Saskia was een autist uit Rotterdam. Ze was de toiletjuffrouw van de kroeg. Zo eentje met een interne controlefreak. Met smetvrees, vaste routines en overgewicht. Ze was al met al verkeerd gecast voor haar beroep. Saskia werkte zich gek op die plees in haar café. Vooral op die vrijdagavonden wanneer de jongeren als lallende bavianen over de straten paradeerden en daarna alles deden om te mogen kotsen en schijten over haar brillen.
‘Eén euro entree,’ zei ze stellig wanneer er jongelui voor haar tafeltje stonden.
‘Maar mevrouw, ik moet zonodig plassen!’ werd er vaak geopperd. ‘Ik heb geen losgeld bij me’, ‘Ik wil alleen even mijn neus snuiten!’ of ‘Mevrouw, ik moet echt kei-hard schijten!’
Met gekruiste armen achter haar tafeltje, was Saskia heer en meester van haar toiletschappij. Ze was een figuur met een omvang waar je U tegen zei. Met haar rode bril over haar neus en haar wilde kapsel, durfde niemand haar te trotseren, haar tafeltje omver te smijten of hun bier over haar heen te gooien. Geen onnozele snuiter zou haar domein betreden zonder daarvoor de hoofdprijs te betalen. In haar eigen domein was Saskia oppermachtig.
‘Eén euro entree.’
De meesten betaalden. Na veel gerommel in binnenzakken, handtassen en onderbroeken wist het meerendeel altijd net op tijd de pot te halen, voor alles eruit kwam zetten als bij de bevalling van een antilopenjong. De rest deed het voor haar voeten op de vloer, waar Saskia niet meer dan haar wenkbrauw voor ophaalde. Wanneer je weer rillend op je benen stond, al dan niet ondersteund door één of twee van je beste maten, met je etensresten druipend langs je kin, hield Saskia haar hand alsnog reeds opgeheven.
‘Eén euro entree.’
Rotterdam triologie II
Dikke vrouwen pijpen beter
Zoals eerder gezegd was deze Saskia dus een moddervette autist met een hygiëne-obsessie. Maar ook was Saskia stinkend rijk. Ze was nog rijker dan de sultan van Nairobi, de sjeik van Saoudi-Arabie en de Noorse minister van Binnenlandse Zaken tezamen. Met de omzet van haar schijthokfabriek kon zij het zelfs veroorloven om me tijdens een borrel van mijn uitgeverij te trakteren op een gestolen drankje. Maar wat deed Saskia dan op een borrel van mijn uitgeverij? Dat spreekt uiteraard voor zich; de plees boenen, want Saskia was tevens ZZP´er en workaholic.
Ingehuurd om op mijn uitgeverijborrel de toiletten te verzorgen, sprak ze mij aan bij mijn bezoek aan haar koninkrijk waarover ik zonet mijn maagvocht had uitgebraakt, doch glimlachte ze naar me. De champagne en rode wijn waren me vanwege het succes van alweer mijn derde roman naar het hoofd gestegen. Zodoende lalde ik aan een stuk door over de pracht van het leven, de buitenkansen van het vrijgezellenbestaan en dat Nederlandse meisjes ook mooi kunnen zijn als ze die nodeloze make-up eens van hun smoel zouden vegen. Saskia likte haar lippen af. Al deze positieve energie leek haar zo euforisch op te winden dat ze zich niet meer kon beheersen. Ze gooide haar bril van haar hoofd, scheurde haar rubberen handschoenen aan stukken en zakte spontaan op haar knieën om mijn lul te verorberen. Uit de toiletruimte kwamen geluiden als een alligator die zich volmondig in een volwassen waterbuffel verslikt.
Ondanks de druk bezochte borrel ter mijn eer waren er geen getuigen. Mijn normaliter nooit uit het oog verliezende redacteur bleef waar zij was, kwam zelfs niet zoeken waar ik uithing en ook de uitkledende blikken van de hete mokkels van de afdeling P&O kwamen niet om de hoek kijken. Niemand bekommerde zich over hun befaamde auteur of om de rimboegeluiden die uit de toiletruimte klonken.
Hoe dan ook kan ik nu wel eindelijk uit ervaring spreken; dikke vrouwen pijpen inderdaad beter. Dat komt omdat ze altijd honger hebben.
Rotterdam triologie III
Onverzadigbaar
Na het orale zuig- en slikfestijn liet ik Saskia achter op de vloer zonder een woord of groet. Ik begaf mij wederom naar de borrel van mijn uitgeverij wegens het vieren van mijn derde roman. Net was ik zover om de menigte weer in te stappen, toen ik achter mij een plomp gestamp hoorde aankomen. Voor mij stond een aanrennende Saskia. Haar rode bril zat scheef, haar haar zat warriger dan ooit en haar vetrollen oogden alles behalve aerodynamisch. Hijgend en buiten adem vroeg Saskia mij of ik voor haar soms een broodje kroket met mosterd en mayonaise mee kon nemen uit de Grote Evenementenzaal. Het gebied waar simpele schoonmaakstertjes niet mochten komen.
‘Saskia,’ vroeg ik, ‘zie er eruit als een ober, sloof of manusje van alles?’
Ze begon te huilen. Steeds harder. En het was nog feest ook. Mijn feest. Ik stak een sigaret op, zuchtte erbij en nog steeds verbaasd over Saskia’s orale kwaliteiten haastte ik me heen en weer door de menigte voor dat vervloekte broodje kroket met mosterd en mayonaise. Ik zou mijn eigen partypooper toch niet zijn? Saskia klapte bij blij in haar handen, sprong op en neer en maakte vreemde geluiden wanneer ze het broodje in haar overmaatse handen kreeg. Na twee happen was het op en liet ze me daarna nog een drietal keer heen en weer serveren, voor respectievelijk twee rode kreeften, drie cheeseburgers en één hele inktvis.
Hierna had Saskia geen honger meer, en ging ze verder met haar werk. Met volle mond mompelde ze woorden van dank en schuifelde terug naar haar werkplek.
Helaas voor mij was ondertussen de halve zaal al leeg en was er van de speciale gasten zoals mijn redacteur, de hete mokkels van de afdeling P&O, Ronald Giphart, Herman Brusselmans, Tom Lanoye, Kristien Hemmerechts, Matthijs van Nieuwkerk, Elio Di Rupo, Ellen Hoog, Dionne Stax, Ancilla Tilia en Olivia Wilde geen spoor meer te bekennen.
Bij het ophalen van mijn jas bij de garderobe ging de sfeerverlichting al uit en kwam de schoonmaakploeg reeds aangetreden. Saskia voorop. Ze versperde me de weg, zakte op haar knieën en smeekte me om nog eenmaal een onderonsje. Haar handen en armen kronkelden zich vast rond mijn benen, haar ogen traanden vochtig. Doch schopte ik haar opzij, en zei dat ze niet moest overdrijven. Later die avond zat ik zoals iedere avond alleen op de bank, rookte mijn sigaret, keek National Geographic en dacht bij mezelf: Ik ga nooit meer terug naar Rotterdam.
Ik hoef HET nietM.J. Boer
Onverzadigbaar
Na het orale zuig- en slikfestijn liet ik Saskia achter op de vloer zonder een woord of groet. Ik begaf mij wederom naar de borrel van mijn uitgeverij wegens het vieren van mijn derde roman. Net was ik zover om de menigte weer in te stappen, toen ik achter mij een plomp gestamp hoorde aankomen. Voor mij stond een aanrennende Saskia. Haar rode bril zat scheef, haar haar zat warriger dan ooit en haar vetrollen oogden alles behalve aerodynamisch. Hijgend en buiten adem vroeg Saskia mij of ik voor haar soms een broodje kroket met mosterd en mayonaise mee kon nemen uit de Grote Evenementenzaal. Het gebied waar simpele schoonmaakstertjes niet mochten komen.
‘Saskia,’ vroeg ik, ‘zie er eruit als een ober, sloof of manusje van alles?’
Ze begon te huilen. Steeds harder. En het was nog feest ook. Mijn feest. Ik stak een sigaret op, zuchtte erbij en nog steeds verbaasd over Saskia’s orale kwaliteiten haastte ik me heen en weer door de menigte voor dat vervloekte broodje kroket met mosterd en mayonaise. Ik zou mijn eigen partypooper toch niet zijn? Saskia klapte bij blij in haar handen, sprong op en neer en maakte vreemde geluiden wanneer ze het broodje in haar overmaatse handen kreeg. Na twee happen was het op en liet ze me daarna nog een drietal keer heen en weer serveren, voor respectievelijk twee rode kreeften, drie cheeseburgers en één hele inktvis.
Hierna had Saskia geen honger meer, en ging ze verder met haar werk. Met volle mond mompelde ze woorden van dank en schuifelde terug naar haar werkplek.
Helaas voor mij was ondertussen de halve zaal al leeg en was er van de speciale gasten zoals mijn redacteur, de hete mokkels van de afdeling P&O, Ronald Giphart, Herman Brusselmans, Tom Lanoye, Kristien Hemmerechts, Matthijs van Nieuwkerk, Elio Di Rupo, Ellen Hoog, Dionne Stax, Ancilla Tilia en Olivia Wilde geen spoor meer te bekennen.
Bij het ophalen van mijn jas bij de garderobe ging de sfeerverlichting al uit en kwam de schoonmaakploeg reeds aangetreden. Saskia voorop. Ze versperde me de weg, zakte op haar knieën en smeekte me om nog eenmaal een onderonsje. Haar handen en armen kronkelden zich vast rond mijn benen, haar ogen traanden vochtig. Doch schopte ik haar opzij, en zei dat ze niet moest overdrijven. Later die avond zat ik zoals iedere avond alleen op de bank, rookte mijn sigaret, keek National Geographic en dacht bij mezelf: Ik ga nooit meer terug naar Rotterdam.
In het hoofd en de kamer van het beestDoor Vincent Cardinaal
“Later!”
Met dat enkele woord had hij de deur van zijn suite dichtgesmeten. Het domme kalf was nu al voor de derde keer komen vragen of hij ‘klaar’ was. Ja, natuurlijk was hij klaar. Hij was altijd klaar. Dat was het probleem niet. Maar dat hij klaar was om eender wat te doen was haar zaak niet. Hij kwam pas naar buiten als hij had besloten dat het daar tijd voor was. Zijn klok tikte nu eenmaal anders dan het uurwerk van de rest van de wereld. Wat voor hen een lange interval is, is voor hem essentiële tijd voor zichzelf. En sowieso – zijn brein schakelt met de snelheid van het licht. Hij is ze altijd te snel af. En wachten loont. Het is de kunst de mensen aan het lijntje te houden tot het bijna knapt. En dan, alleen dan maakt hij zijn entree. De langverwachte. Het zorgt voor aanzien, en hoewel hij weet dat aanzien helemaal nergens goed voor is (je verdient er in ieder geval geen cent extra door) is het wel een handig wapen om bepaalde doelen te bereiken. Als hij als kind zag hoe zijn vader zomaar opzij werd gezet in een winkel en lijdzaam wachtte tot zo’n klootzak het opportuun vond om hem te helpen: hij krijgt er nu nog het schaamrood van op zijn kaken. Als hij de winkelbediende was geweest had hij zijn vader zelfs weggestuurd – voor mensen zonder zelfvertrouwen heeft hij nooit respect op kunnen brengen. Voor mensen mét zelfvertrouwen ook niet. Maar daar gaat het nu niet om.
Ja, daar zat hij dan in de spuuglelijke chaisse longue van het Amsterdamse hotel waar hij sinds gister verbleef. Peperduur en met drie Michelinsterren op het CV – zo zag hij het graag. Toch viel het interieur hem wat tegen. Scandinavisch design: laat hem toch niet lachen, mensen, je kunt net zo goed naar fucking IKEA gaan. Even wilde hij een scene schoppen maar een snelle berekening leerde hem dat zoiets alleen maar gedoe zou opleveren zonder veel efficiënte output. De organisatie liep al op zijn tandvlees. Hij had ze lang laten bungelen. De kwestie was geld, natuurlijk: altijd geld. Hij wilde best een paar losers van de pers te woord staan, wie weet was het goed voor zijn winkeltje. Maar dan moest er gelapt worden, iets waar ze in Europa ‘ethische’ problemen mee hadden, zo was hem al opgevallen. Europa en ethiek – nu moest hij echt even schateren. Daar hadden ze zeventig jaar eerder mee moeten aankomen, toen ze de haakneuzen hier door de straten richting het station sleepten. Efficiënte output, de Nazi’s. At first, dan. Mooie pakken ook. Daar moest je ze toch wel om bewonderen. Ergens. Wat niet weg nam dat ze verloren hadden. Slechte tactiek, met een te verwachten rampzalige uitwerking. Had hij toch anders gedaan. Direct die communisten en de moslims aanpakken – was functioneler geweest. Moslims vragen niet eens rente over hun leningen.W at heb je daar nou aan? Met Joden kun je tenminste nog lekker cashen.
Het gedoe met geld over die interviews was natuurlijk vanzelf opgelost. Er is altijd wel iemand die de rekening oppakt, dat wist hij maar al te goed. Zelfs met zijn schulden was hij allesbehalve uitgespeeld. Sterker – het had hem van geheel nieuw elan voorzien. Gespeeld schuldbesef: die troefkaart had hij nog niet vaak hoeven uitspelen. Het paste hem wel. Voor nu leverde het geld op.
Die film over zijn leven had ook geen slechte uitwerking gehad. De vragen in het interview vanmorgen kon hij dromen. De antwoorden somde hij routineus op. Ja, veel was echt (het meeste was verzonnen, door hem weliswaar, maar - verzonnen). En natuurlijk was het vreemd naar zijn eigen verhaal te kijken (dat was het niet). Ook voelde hij zich nederig nu zijn verhaal mocht vertellen (yeah, right) en vond hij zeker niet dat zijn levensstijl werd geromantiseerd. Dat laatste was natuurlijk de grootste leugen. Het was juist vanaf moment een de bedoeling om de zaak te romantiseren. Zijn grammatica als licht in de duisternis voor alle jongetjes (lees: toekomstig klapvee) die met stijve pikkies en het kippenvel op hun onderarmen naar die flutfilm zaten te kijken. Of nu ja, flutfilm – goed gemaakt, daar niet van. Een avondje lijntjes leggen met Leo was ook best tof. Hij had niet eens door dat hij hem de slechte stuff zat te voeren en de beste coke voor zichzelf hield. Die regisseur bleek helemaal gemakkelijk op te lichten. Om zo ‘puur’ mogelijk te blijven wilde hij hem niet eens ontmoeten. Dat zou zijn regie nadelig beïnvloeden. Zo simpel lukte het in de mooiste jaren niet eens om iemand een verhaal in de maag te splitsen. De scenarist was een bepleiter van ‘de waarheid’ en dat was altijd de beste kans om iets gedaan te krijgen. De waarheid. Alsof het daarom ging. Alsof niet iedereen zat te wachten op een van A tot Z gefabriceerde ‘waarheid’. Eentje die alle vakjes netjes afvinkte en flink wat geld in het laatje bracht.
Was het al tijd om zijn hoofd om de deur te steken? Neuh, nog heel even wachten. Hij verkleedde zich nog maar eens. Dat Brioni-pak was toch wat too much voor deze gelegenheid. Iets teveel Donald Trump. Hij koos voor een meer bescheiden outfit – een wollen pak van Helmut Lang, simpele, zijden das van Macy’s en hagelwitte sneakers van Marc Jacobs. Een beetje speels en toch sjiek. Onderwijl pakte hij twee flesjes uit de minibar, draaide ze open en liet ze zonder te kijken leeglopen in de spoelbak van de badkamer. Daarna smeet hij ze bij het dozijn lege flesjes dat al in de prullenbak lag. Hij mocht organisaties graag op kosten jagen. Voorbeeld van een goed ‘slecht’ imago. Daarbij was die drank sowieso niet te zuipen – European shit. Hij klapte zijn flinterdunne MacBook open. Terwijl hij keek naar een opname van zichzelf met die goedkope snol van vannacht, trok hij zich af. Nadat hij klaargekomen was over het designer bureautje, liet hij de troep liggen. Voor het kamermeisje. Hij ritste zijn broek dicht en koos alsnog voor een Kasjmir sweater voor bij zijn pantalon. Hij keek in de spiegel. Hij bekeek zijn tanden en lichtte zijn bovenlip op. Aan de binnenzijde stond het woord ‘MONEY’ getatoeëerd. Aan de binnenzijde van zijn onderlip stond ‘TALKS’. In een baldadige bui laten zetten in Hong Kong, ergens in de late nineties. Hij kreeg nog steeds de slappe lach als hij ergens op een verloren avond een dure escort lag te beffen. Hij drukte zijn mond en tanden dan altijd zo hard mogelijk tegen haar onderlijf. Ze moest eens weten.
Het was tijd. Hij zette de tv (CNN op mute) uit en griste nog snel een zonnebril van het bijzettafeltje. Hij zou wel zien of hij hem opzette. Hij smste zijn agent. Het teken. Tien seconden later was het kalf daar weer. Terwijl ze hem escorteerde door de gang sprak ze in haar headset – “Mr. Belfort is ready for his close-up now.”
Vincent Cardinaal
Schaamrood
Schaamrood is Het bloed wat na een glimp van jou veel sneller door mijn aderen stroomt.
De bos bloemen die je me overhandigd in mijn meest zoete droom ooit.
De wolk waarop ik zit aansluitend je me van die fel roze genadeloos afdonderd.
De stift op mijn lippen die ik na een avond smachten teleurgesteld van mijn porum afveeg.
De kleur die alleen ik zie als ik me indenk dat ik bij jou een blauwtje loop
Het zijn zienDoor Jan Koehoorn
Wij kunnen het zijn zien
Dus moeten wij het zien zijn
Of in ieder geval datgene wat het zien mogelijk maakt
Het is niet zo dat wij in een wereld verschijnen
De wereld verschijnt in Ons
Alle verschijnselen bij elkaar noem ik “zijn”
En het waarnemen daarvan noem ik “zien”
En omdat dit al zo is, is het totaal zinloos
Om ernaar op zoek te gaan
Je kunt niet vanuit een fragment naar het geheel
En het geheel hoeft nergens heen
Jan Koehoorn
Iedereen poeptDoor Keke Baas
Iedereen poept. Dat moet ook, want als je niet zou poepen dan zou je lichaam niet werken en als je lichaam niet werkt zul je uiteindelijk doodgaan. Theoretisch zou je dus kunnen stellen dat poepen je in leven houdt. Maar er rust ook nog steeds een behoorlijk taboe op poepen. Vooral vrouwen zijn altijd erg mysterieus over hun toiletbezoek wanneer dit een grote boodschap betreft, en ook niet alle mannen zijn erg uitgesproken over hun kak. Blijkbaar schamen veel te veel mensen zich nog voor het feit dat zij poepen. Het wordt dan ook hoog tijd dat iedereen schaamteloos kan gaan poepen. Dit kan al door gewoon vaker over het onderwerp te praten, elkaar foto's van je drol toe te sturen of simpelweg elkaar gedetailleerd het resultaat te beschrijven. Maar om je totaal niet meer ongemakkelijk te voelen tijdens deze heftige behoefte raad ik je aan om altijd de deur open te houden. Je zult je zoveel vrijer voelen dan voorheen. Het zal nimmer meer schaamtevolle gedachten bij je oproepen. Nee, poepen zal een feest zijn.
Hoe het me verder verging
Eerst ontdekte ik hoe ik moest praten. Enige tijd daarna leerde ik hoe je taal kunt laten benadrukken dat ze taal is; een boom is geen plant maar een woord. Een woord is een woord. Mensen kochten kaartjes om me te horen praten. Ze vonden het niet mooi, maar ze bleven komen en hun concentratie verslapte niet. Op een dag leerde ik dat er taal was die alleen een mededeling was. Ik stond bij een groepje en gaf mijn boodschappenlijstje door. Niemand ging voor me naar de winkel. Ik werd een steeds neutralere lichaamsgeur en toen niemand meer oplette werd ik uiteindelijk weggepuft.
Maarten Buser